Levi Risamasu

Levi Risamasu

Rebellerende domineeszoon met voetbaltalent

Blessures brengen Levi Risamasu op de kansel

Levi Risamasu speelde negen jaar profvoetbal en moest drie jaar geleden noodgedwongen stoppen. Het verhaal van de dertigjarige vader uit Capelle aan de IJssel gaat over succes, geld, rebellie en terugslag. Maar bovenal kwam hij terug bij God en preekt hij over God, die goed is.

De Nederlander met een Molukse achtergrond speelt als jonge jongen in de jeugd bij Feyenoord. Hij is de zoon van een voorganger en weet twee dingen zeker. Hij wil profvoetballer worden, én evangelist. Beide lukken, zij het via enkele omwegen.

Het gaat goed bij Feyenoord, maar niet goed genoeg. Tenminste, dat vinden ze bij Feyenoord. Als hij de jeugdopleiding doorlopen heeft, stroomt hij niet door naar het eerste elftal, waar generatiegenoot Robin van Persie dat bijvoorbeeld wel lukt. Risamasu wil spelen op het hoogste niveau, natuurlijk! Vriend Orlando Engelaar, die dan al profvoetballer is bij NAC, overtuigt trainer Henk ten Cate van de kwaliteiten van Risamasu. Hij mag twee weken meetrainen, en krijgt meteen een droomcontract.

Droomcontract

Hij kreeg het telefoontje van Ten Cate op het moment dat hij in een kas bloemen aan het plukken was. “Ik was gestopt met school en dus moest ik maar een baantje zoeken van mijn vader. Ineens had ik daar midden in die kas Henk ten Cate aan de lijn. Ik maakte nog een grapje, zo van, ja hoor, jij bent zeker Henk ten Cate!”

Het wàs Ten Cate en de droom kwamuit. Na die eerste twee weken maakte hij meteenzijn debuut tegen FC Utrecht. De jongeling ontwikkeltzich in razend tempo, de trainer ziet het methem zitten, hij speelt veel en als kers op de taart geeft de club hem een verbeterd contract. Er lag, kortom, een glorieuze toekomst in het verschiet voor de domineeszoon. Dat zag hij zelf, dat zag de hele voetbalwereld.

“Ik had niemand nodig. Reed een mooie auto, verdiende meer dan mijn vader en moeder bij elkaar, ik vond dat ik kon doen wat ik wilde.”

Profvoetballer wilde hij worden, profvoetballer werd hij. Evangelist wilde hij ook worden, maar in zijn stormachtige bestaan hadhij inmiddels zijn geloof verloren. “Ik had niemand nodig. Reed een mooie auto, verdiende meer dan mijn vader en moeder bij elkaar, ik vond dat ik kon doen wat ik wilde.” Het zet de relatie met zijn ouders op scherp.

Rebelleren

Omdat hij zoveel speelt, raakt zijn knie overbelast. Hij sukkelt er een half jaar mee door, maar moet dan toch onder het mes. Het is de eerste grote operatie in zijn jonge voetballersbestaan, waarvan hij acht maanden moet herstellen. Geen bal raakt hij aan, het zit tegen. “Wat heeft het nog voor zin?, dacht ik toen. Ik voelde me leeg. Is dit nu wat ik wil?”

Terwijl zijn banksaldo in razend tempo groeit, verliest hij zichzelf. In rebellie. De situatie thuis wordt onhoudbaaren hij vertrekt. Vijf weken lang slaapt hij bij anderen thuis, of in hotels. “En op de club wist niemand dat. Ik ging nog steeds uit, reed nog steeds in die mooie auto, had nog steeds mijn vierjarige contract. Van buiten leek alles goed, van binnen ging alles mis.”

In zijn mooie auto zet hij een oude gospel-cd aan. Het nummer zei:‘Waarom ren je weg, je weet dat ik er altijd geweest ben’. Het liedslaat in als een bom. “Ik brak, begon te huilen. Dit wil ik niet meer, dacht ik. Ik maakte de keuze om weer naar huis te gaan. Ik wilde niet meer tegenover mijn ouders staan, maar naast ze. Niet meer tegenover God, niet meer tegenover de kerk.”

Als hij thuiskomt, blijken zijn ouders tijdens een week van bidden en vasten hartstochtelijk voor hem gebeden te hebben. “Zij zagen het als een doorbraak, en dat was het ook. Biddende ouders, daarben ik nu achter, zijn zó belangrijk!”

Blessures

Risamasu hervindt zijn geloof en gaat vol passie de strijd aan met zijn blessures. “Ik dacht: Nu gaat alles goed komen. Ik moest geblesseerd raken om weer bij God te komen en nu word ik dus weer fit en ga ik weer voetballen.” Hij lacht. “Nu geloof ik absoluut niet dat God ellende inzet om mensen bij Zichte halen. Hij kan het misschien gebruiken, maar als vader sla ik mijn zoontje toch ook niet in elkaar om hem wat te leren? Blessures horen gewoon bij voetbal, soms krijg je nu eenmaal een schop.”

De geweldige voetbaltoekomst die in het verschiet ligt,pakt hij na anderhalf jaar in Breda weer op. Hij speelt weer, en is een jaar lang fit. Totdat hij tijdens een duel een scheurtje in zijn binnenmeniscus oploopt. “We probeerden het weer met medicijnen op te lossen. Maanden lang slikte ik zware pijnstillers en werden er spuiten in m’n knie gezet.”

Het mag niet baten. Weer gaat hij onder het mes, een operatie waar vier van de tien voetballers niet van terug kunnen komen. Maandenvanrevalidatie volgen en als hij weer fit is, zit hij al halverwege zijn vierde contractjaar. “Ik had nog een half jaar om me te bewijzen, dacht ik. Maar ik werd in het tweede gezet.”

Bekerwedstrijd tegen Feyenoord

Er is geen plek meer voor Risamasu, wordthem verteld. De club betaalde jarenlang een goed salaris, zonder daar heel veel voor terug te krijgen, en wilvan hem af. Op de valreep beleeft hij alsnog de mooiste herinnering uit zijn loopbaan. Als een wonder wordt hij opgeroepen voor een bekerwedstrijd, uit tegen Feyenoord.

“Ik zag dat als knipoog van God. Echt, ik wist een maand van tevorenal dat ik ging voetballen. Ik zag NAC spelen op TV, terwijl ik thuis op de bank zat met mijn vader. Ik zei toen: De volgende bekerronde, dan speel ik met NAC tegen Feyenoord. Ik geloofde dat ook echt.” Zijn geloof wordt wel op de proef gesteld. Een paar dagen voor de wedstrijd, herinnert hij zijn club eraan dat ze hem niet moeten vergeten.

“Ik probeerde God even een handje te helpen. Het antwoord was: Nee, ik zou niet meer in het eerste spelen. Pas op de wedstrijddag zelf werd ik gebeld door de trainer. Hij had nog een achttiende man nodig op de bank.” Al vroeg in de wedstrijd raakt één van zijn collega’s geblesseerd. “Andere jongens strikten hun schoenen en ik ook. Ik glimlachte, want nu wist ik zeker dat de trainer mij ging roepen.”

Stomverbaasd keken de andere bankzitters toe hoe de trainer inderdaad Risamasu laat invallen. Hij, die nog niet eens weer met het eerste had meegetraind. “Ik speelde een fantastische tweede helft. Een herinnering die altijd bij me blijft. In die kolkende Kuip. Een paar jaar geleden speelde ik er ook, haalde een doorgebroken speler neer, dacht:Ikkrijg een kaart. Ik kreegniks. Maar bij de volgende inworp hoorde ik het hele stadion tegen me roepen. Ik vind dat geweldig, die emotie die zo’n stadion losmaakt.”

God is er ook in de voetbalwereld

NAC is klaar met de blessuregevoelige Risamasu, ondanks dat hij een stijgende lijn te pakken heeft. Hij verkast naar AGOVV, een eerste divisieclub. Hij geniet er met volle teugen, vooral van de gesprekken met zijn medespelers. “Ik heb daar echt ervaren dat God er ook in de voetbalwereld wil zijn, dat Hij ook hier zijn licht wil laten schijnen.”

“Mensen zien heel graag(of: denken graag)dat het een te moeilijke wereld is om je te bevinden. Dat mensen er een masker op hebben. Wat ik gemerkt heb, is dat die jongens hun masker heel graag willen afzetten. Wanneer het bijvoorbeeld op relaties en huwelijken aankomt, is iedereen kwetsbaar, heeft iedereen wel eens problemen.”

“Een jongen vroeg me of ik nog wist dat we een keer spraken over het geloof, ergens op een tribune. Hij heeft nu zijn hart aan de Heer gegeven en heeft zich laten dopen!”

Laatst kreeg hij nog een sms-je van één van zijn makkers bij AGOVV. “Een jongen vroeg me of ik nog wist dat we een keer spraken over het geloof, ergens op een tribune. Hij heeft nu zijn hart aan de Heer gegeven en heeft zich laten dopen!”

Hij reist in die tijd bijna vijf uur per dag, heen en weer van Capelle aan den IJssel, waar zijn gezin woont, en het voetbalveld in Apeldoorn. Hoewelhij in de auto enorm groeit in zijn geloof, dankzij muziek en preken, moet het anders. “Ik wilde, nu ik vader was, dichter bij huis zijn.”

Excelsior wordt het, op vijf minuten van zijn huis. Hij ontmoet er een trainer met wie hij al eerder werktebij NAC. Eén die het niet zo in hem zag zitten. “Ik dacht dat ik via Excelsior de weg omhoog zou kunnen vinden, maar dat lukte helemaal niet.” Bovendien raakt hij geblesseerd, wéér. Nu aan zijn enkel. De derde zware operatie in negen jaar volgt.

Einde carrière

“De dokter zei: ‘Als je door blijft gaan, zit je straks met een kunstknie’. Ik begon me af te vragen of het verstandig was om door te gaan. Ik zou altijd medicijnen moeten blijven slikken en zou ik over vijftien jaar nog met mijn zoontje eenballetje kunnen trappen? Mijn gezondheid kreeg voorrang.” Hij is zevenentwintig en zet een punt achter zijn carrière.

Te vroeg? “Ja, natuurlijk was het te vroeg. Maar als ik terugdenk aan die dag dat ik in De Kuip speelde voor 40.000 man, en al die andere mooie momenten, dan word ik blij. Daarvoor werd ik van mijn tiende tot achttiende elke dag door een busje opgehaald om naar de training te gaan. Ik heb alles gegeven om daar te staan. Mijn droom is uitgekomen.”

En nu? Nu opent zijn verleden als profvoetballer deuren. “Ik ga wel eens mee met een vriend die spreekt onder gevangenen. Hij heeft ook een verleden, ik niet. Van mij nemen ze dan ook niets aan. Ze vinden me een verwend mannetje. Mijn vriend krijgt wel het respect. Zo werkt dat. Omdat ik profvoetballer ben geweest, kom ik bij sporters binnen met het evangelie. Mijn stem is sterk in de voetbalwereld.”

Goud in mensen

Hij wil er vooral bemoedigend spreken. “Ik zie het goud in mensen. Als Samuël naar Saul gaat om hem tot koning te zalven, zegt Saul: Wie ben ik? Maar Samuël ziet het koningschap hem. ‘Jij bent geroepen tot koning!’, zegt hij. Dat had Saul nooit zelf bedacht. We hebben allemaal opbouwende woorden nodig.”

“Zo is het vaak ook in het voetbal. Je ziet iemand twee seizoenen spelen. Eerst fantastisch, dan slecht. Je ziet het aan iemandshoofdals hij het niet meer ziet zitten. Ik houd ervan om naar zo’n gast toe te gaan ente zeggen: ‘Luister, vorig jaar zag ik je die man passeren. Denk je dat je dat nu niet meer kan?’”

De bediening van Barnabas, daarmee vereenzelvigt Risamasu, die bijna wekelijks spreekt in kerken, zich het liefst. “Hij was ‘de man van vertroosting’. Wanneer hij in de buurt was, veranderden mensen. Hij nam Paulus in zijn huis, nadat die zich nog maar net had bekeerd van zijn bestaan als christenvervolger. Moet je nagaan, dat durfde niemand! Hij neemt Paulus op sleeptouw, laat hem zien dat hij in Paulus gelooft. Barnabas is degene geweest die Paulus zo heeft bemoedigd en bekrachtigd, dat hij daarna al dat mooie werk heeft kunnen doen.”

“Dien Hem door het uiterste te halen uit hetgeen je ontvangen hebt. Daarmee eer je je Vader.”

“Als je in de grond graaft, zie je veel vuil, voordat je goud vindt. Sommige mensen zijn gefocust op het vuil, ik op het goud. Al het goede komt van God. Dien Hem door het uiterste te halen uit hetgeen je ontvangen hebt. Daarmee eer je je Vader. Op het moment dat je slecht denkt over jezelf of een ander, zeg je in feite iets over je Maker.”

Trotse vader

Risamasu is zelf vader, ziet de overeenkomsten. “Als mijn zoontje een fantastische goalmaakt, wat heb ik als vader dan liever: dat hij uitbundig juicht, of dat hij down doet? Toch zit het in onze christelijke cultuur om dat laatste te doen. We blijven wat down, omdat we denken dat God slecht over ons denkt.”

“Je vraagt als vader toch ook niet aan je zoon om niet te juichen, maar eerst jou te bedanken, omdat je hem eten geeft, schoenen hebt gekocht en hem naar de trainingen brengt? De eer komt je als vader toe, als de mensen om je heen zeggen: ‘Jezoon lijkt wel op jou hè, zo goed als hij speelt!’ Zo is het precies met God. Als wij succesvol zijn in ons leven, het goud, de talenten die we van God hebben gekregen, in onszelf naar boven halen, krijgt God de meeste eer.”